10. Financieel-technische uitgangspunten

10. Financieel-technische uitgangspunten

Terug naar navigatie - 10. Financieel-technische uitgangspunten

Investeringen 2021-2024

Voor de begroting 2021 wordt volgens de nota Activabeleid 2016 een investeringslijst 2022-2024 opgesteld. Een realistische planning van deze investeringen moet leiden tot een evenwichtige spreiding over de planperiode. De kapitaallasten zijn gerekend vanaf 1 januari van het jaar ná oplevering van de investering.

Belastingen, heffingen en leges

Het uitgangspunt ten aanzien van tarieven van heffingen en leges is dat deze kostendekkend zijn.

Prijsstijging op uitgaven

De indexering - inflatie komt uit op 1,6% voor het begrotingsjaar 2021. Dit is gebaseerd op de prognoses van het Centraal Plan Bureau in het jaarlijks Centraal Economisch Plan 2021 uit maart 2020. Voor het meerjarenperspectief (2021-2024) wordt uitgegaan van constante prijzen (geen indexering).

Indexering tarieven

Belastingen en heffingen worden conform het tarievenbeleid met de inflatie gecorrigeerd.

Algemene uitkering uit het Gemeentefonds

De algemene uitkering in de begroting 2021 wordt berekend op basis van de meicirculaire 2020.

Gemeenschappelijke regelingen - indexering begroting 2021

Op 21 januari 2020 hebben wij, onder voorwaarde van een bestuurlijk gesprek over de jaarlijkse verhoging van de bijdragen aan de GR-en, ingestemd met de door de Kring van gemeentesecretarissen voorgestelde financiële kaders voor de op te stellen begrotingen door gemeenschappelijke regelingen VRR, OGZ-RR, DCMR en GRJR. Dit houdt een inflatiecorrectie in van 1,4% (inclusief nacalculatie over de jaren 2018-2020).
Voor de MRDH geldt een afwijkend percentage. Regio Haaglanden coördineert de indexering van de inwonersbijdrage aan het programma Economisch Vestigingsklimaat. Deze indexering uit op 2,8 % voor loonkosten en 1,92% voor de materiële kosten. De bijdrage per inwoner neemt per saldo toe met 1,43% van € 2,68 tot € 2,72.

Algemene reserve

In de Nota Reserves en Voorzieningen Ridderkerk 2016 - 2019 is als ondergrens van de algemene reserve € 20 miljoen opgenomen.

Rente

Marktrente financieringstekort

De marktrente voor het te berekenen financieringstekort wordt gebaseerd op de rente per 24 maart 2020 van een 20-jarige lening met jaarlijkse aflossing: 0,75%.

Rente grondexploitaties

In de Meerjarenprognose grondexploitaties (MPG) van maart 2020 zijn de laatste voorschriften uit het BBV toegepast. Op basis van berekening in jaarrekening 2019 is in het MPG 2020 1,75% rente toegerekend aan de grondbedrijfcomplexen.

Omslagrente

Voor de berekening van de kapitaallasten over de investeringen wordt een rente aangehouden: 1,3%.

Dividend

In afwijking van de gebruikelijke lijn om de ramingen van dividend te baseren op het gemiddelde van dividendopbrengsten van de voorgaande 3 jaar worden de verwachte ontwikkelingen van de verbonden partijen betrokken bij de raming. In het kader van de energietransitie wordt het dividend Stedin naar beneden bijgesteld en zal het dividend BNG vanwege het lagere rendement op vermogen anders worden begroot. De gevolgen van de verkoop van de aandelen Eneco worden in de begroting 2021 verwerkt.

Financieel toezichtkader van de provincie

In maart 2019 hebben de provincies een Gemeenschappelijk Financieel Toetsingskader (GTK) 2020 voor de gemeenten gepubliceerd.  Dit toetsingskader is in de plaats van het Gemeentelijke Toetsings-kader 2014 gekomen. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • meer uniformiteit in het toezicht en maatwerk per gemeente;
  • risicogericht toezicht;
  • proportioneel toezicht;
  • transparantie.

De uitgangspunten voor repressief toezicht zijn echter ongewijzigd. Om voor repressief toezicht in aanmerking te komen moet:

  1. De begroting 2021-2024 structureel en reëel in evenwicht zijn of als de begroting niet structureel en reëel in evenwicht is, moet aannemelijk zijn dat dit evenwicht uiterlijk in 2024, het laatste jaar van de meerjarenraming, tot stand wordt gebracht;
  2. De vastgestelde jaarrekening 2019 vóór 15 juli en de begroting 2021 vóór 15 november aan Gedeputeerde Staten zijn toegezonden.

Naast deze uitgangspunten geldt ook dat de jaarrekening 2019 structureel en reëel in evenwicht moet zijn. In het geval dat de jaarrekening niet structureel in evenwicht is moet het structureel tekort worden betrokken bij het onderzoek van de begroting 2021.
Met het ‘structureel en reëel evenwicht’, in bovenstaande punten, wordt bedoeld dat in de begroting de structurele lasten zijn gedekt door structurele baten. Reëel houdt dit in dat sprake is van volledige, realistische en haalbare ramingen.

In de begrotingscirculaire gemeenten 2021-2024 van de provinciaal toezichthouder worden deze eisen nog eens bevestigd. Verder laat de provincie weten bij de beoordeling extra aandacht te besteden aan de structurele begrotingspositie.
Over mogelijke bezuinigingen, ombuigingen en taakstellingen wordt gesteld dat deze ook voldoende onderbouwd moeten zijn met een reëel bezuinigingsplan. Daarmee wordt bedoeld dat het een aannemelijk plan is met voldoende zekerheid om de maatregelen tijdig en volledig te realiseren.

Voor de jaren 2022, 2023 en 2024 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de € 300 miljoen (extra middelen jeugdzorg 2021).

  • Deze stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ kan als structureel opgenomen worden.
  • Voorwaarde is dat daarnaast de gemeente zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.