C. Financieel technische uitgangspunten

Doorwerking structurele effecten uit P&C-documenten
De structurele effecten uit de Jaarrekening 2023 en 1e Tussenrapportage 2024 zijn onderdeel van de primitieve Begroting 2025.

Indexering met consumentenprijsindex op prijs- en loonstijging-gevoelige exploitatie-uitgaven
Om de (inflatiegevoelige) budgetten gedeeltelijk mee te laten groeien met de stijging van de inflatie wordt op basis van de prognose van het Centraal Plan Bureau (CPB) in het jaarlijks Centraal Economisch Plan van februari 2024 het inflatiepercentage van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) gebruikt. Dit percentage bedraagt voor het begrotingsjaar 2025 2,5%.

Investeringen 2025-2028 en indexering
Voor de Begroting 2025 wordt volgens de nota Activabeleid 2021 een investeringslijst 2025-2028 opgesteld. Jaarlijks worden alle investeringen voor alle jaarschijven geïndexeerd met het geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) van het CPB voor 2025 2,5%. Een realistische planning van deze investeringen moet leiden tot een evenwichtige spreiding over de planperiode. In het kader van realistisch begroten zal zeker nu na de ontvlechting bekeken moeten worden hoe we onze capaciteit het beste kunnen gaan verdelen. De kapitaallasten zijn gerekend vanaf 1 januari van het jaar ná oplevering van de investering.

Regionale indexering (vier grote) gemeenschappelijke regelingen
In december 2023 heeft het college ingestemd met de door de Kring van gemeentesecretarissen voorgestelde financiële kaders voor de op te stellen begrotingen 2025 door gemeenschappelijke regelingen VRR, GGD, DCMR en GRJR binnen de regio Rotterdam-Rijnmond. Dit betekent een (totale) inflatiecorrectie van 6,8%, waarbij ook de afgelopen drie jaren zijn geactualiseerd op basis van de werkelijke inflatiecijfers. Tevens is in regioverband aan de vier grote gemeenschappelijke regelingen meegegeven dat het financiële perspectief van de gemeenten grote tekorten vanaf 2026 vertoond. Onvermijdelijk is dat ombuigingsmaatregelen bij gemeenten dan ook effect hebben op de bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen. Wij hebben hen dan ook gevraagd reeds nu hierop te anticiperen en op weg naar 2026 zelf met initiatieven te komen die een bijdrage leveren aan de financiële opgave waarvoor wij als gemeenten staan. In 2024 vindt er verder bestuurlijk overleg plaats over de financiële vooruitzichten van de gemeenten en de relatie met de financiering van gemeenschappelijke regelingen.

Voor de MRDH geldt een afwijkend percentage. Regio Haaglanden coördineert de indexering van de inwonersbijdrage aan het programma Economisch Vestigingsklimaat. Deze indexering komt voor 2025 uit op 3,7% onder voorbehoud van goedkeuring van de Begroting 2025 door het Algemeen Bestuur van de MRDH.

Indexering van (belasting)tarieven en heffingen
Belastingen en heffingen worden conform het tarievenbeleid met de inflatie gecorrigeerd dan wel trendmatig verhoogd. Daarnaast wordt bij de opbrengsten rekening gehouden met de woningbouwplanning (areaaluitbreiding) en verminderingen op aanslagen (in verband met bezwaren).
Voor het bepalen van de hoogte en de samenstelling van de tarieven voor (gebonden) heffingen zoals riool- en afvalstoffenheffing en lijkbezorgingsrechten wordt uitgegaan van maximaal kostendekkende tarieven.

Algemene uitkering uit het gemeentefonds
De algemene uitkering in de Begroting 2025 wordt berekend op basis van de meicirculaire 2024, gebaseerd op de Voorjaarsnota van het Rijk met (mogelijk) nieuw kabinetsbeleid.

Marktrente financieringstekort
De marktrente voor het te berekenen financieringstekort wordt gebaseerd op de rente (ontwikkelingen) in april 2024 op basis van een 20-jarige lening met jaarlijkse aflossing: 3,5% meerjarig voor nieuw af te sluiten leningen. Kort geld is gebaseerd op 4%.

Rente grondexploitaties
In de Meerjarenprognose grondexploitaties (MPG) van februari 2024 zijn de laatste voorschriften uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) toegepast. Op basis van de berekening in de Jaarrekening 2023 wordt in het (meest actuele) MPG 2024 1,70% rente (vorig jaar 1,21%) toegerekend aan de grondbedrijfcomplexen. De discontovoet blijft gehandhaafd op 2%.

Rente investeringen (omslagrente)
Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) schrijft voor dat rente via de taakvelden wordt toegerekend aan de programma’s. Door gebruik te maken van een renteomslag wordt de manier van verantwoorden van de rente in de begroting geharmoniseerd. De gehanteerde omslagrente mag niet meer dan 0,5% afwijken van de berekende omslagrente. Voor 2025 hanteren we een omslagpercentage van afgerond 1,5% (vorig jaar 1,1%).

Dividend
De dividendopbrengsten in de begroting worden gebaseerd op het niveau van de werkelijke ontvangsten en indien mogelijk op een meerjarenprognose van de betreffende verbonden partij.

Financieel toezichtkader van de Provincie
De uitgangspunten van de Provincie om voor repressief toezicht in aanmerking te komen zijn:

  1. De Begroting 2025-2028 moet structureel en reëel in evenwicht zijn of als de begro­ting niet structureel en reëel in evenwicht is, moet aannemelijk zijn dat dit evenwicht uiterlijk in 2028, het laatste jaar van de meerjarenraming, tot stand wordt gebracht.
  2. De vastgestelde Jaarrekening 2023 moet vóór 15 juli 2024 en de Begroting 2025 vóór 15 november 2024 aan Gedeputeerde Staten toegezonden zijn.
  3. Beoordeelt wordt of de Jaarrekening 2023 structureel en reëel in evenwicht is. Als dit niet het geval is, dan beoordeelt de Provincie dit in relatie tot de uitkomsten van de nieuwe begroting. Met ‘structureel en reëel evenwicht’ wordt bedoeld dat de begrote structurele lasten zijn gedekt door begrote structurele baten. Het gaat daarbij om volledige en realistische/ haalbare ramingen.
  4. Mochten bezuinigingen, ombuigingen en/of taakstellingen nodig zijn, dan ziet zij graag een reëel bezuinigingsplan bij de begroting tegemoet met daarin onderbouwde maatregelen, die in de tijd ook gerealiseerd kunnen worden.
  5. Ingeval van tekorten heeft de gemeente sinds 2024 de mogelijkheid om maximaal 10% van het surplus van de algemene reserve te benutten om de begroting structureel sluitend te maken binnen de gestelde eisen van voldoende weerstandscapaciteit en een solvabiliteit van minimaal  20%. Een deel van de algemene reserve wordt dan als een structurele reservemutatie beschouwd als uitzondering op de regel dat inzet van reserves incidenteel van aard is.