Inleiding

Geachte raadsleden,

Op 16 maart 2022 hebben de gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. Daarom is gekozen voor een andere opzet van de Kadernota dan in 2021, namelijk in de vorm van een beleidsarme kaderbrief. Immers de formulering van nieuw beleid en doelstellingen is aan de nieuw te vormen college. Op het moment van opstellen van de voorliggende kaderbrief is het nieuwe collegeprogramma nog niet bekend. Het is dan passend om in deze brief geen nieuw beleid voor te stellen. 

Deze kaderbrief geeft inzicht in de bestaande financiële kaders voor de begroting 2023 en meerjarenraming 2024–2026 (onderdeel A.). Een voorzichtige inschatting van de ontwikkeling van de algemene uitkering is opgenomen om de autonome en onvermijdbare kostenontwikkeling in perspectief te plaatsen (onderdeel B.). Daarnaast wordt stilgestaan bij autonome en onvermijdbare ontwikkelingen (onderdeel C.). Tot slot worden de te hanteren financieel technische uitgangspunten voor het opstellen van de komende begroting vastgelegd (onderdeel D.)

Na de vorming van een nieuw college wordt het collegeprogramma opgesteld. Het nieuwe beleid wordt vervolgens opgenomen in de primitieve begroting 2023 of, indien dit meer tijd vergt, als eerste begrotingswijziging voor de behandeling van de begroting die op 3 november 2022 aan u wordt aangeboden.

Afgelopen jaren hebben we bewezen financieel goed om te kunnen gaan met risico’s en onzekerheden. De financiën zijn op orde. Echter geldt ook voor ons dat resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst bieden. Het beperkt indexeren van (subsidie)budgetten in de afgelopen jaren leidt bij onze maatschappelijke partners tot financiële krapte en gaat wringen bij de uitvoering van gemeentelijke beleidsdoelstellingen. Vooral bij gesubsidieerde instellingen met personeel wordt dit ervaren.

Het gaat vooralsnog goed met de economie. De coronapandemie lijkt voorbij en de economie veert op. De vraag naar grondstoffen en arbeidskrachten is zo sterk toegenomen dat op tal van gebieden tekorten zijn ontstaan. Dit leidt tot hogere prijzen. Het risico op aanbestedingsnadelen voor investeringen en nieuwe contracten is reëel. Naast financiële krapte is ook sprake van een beperkte beschikbare personele capaciteit. Door de druk op de arbeidsmarkt zullen daarom niet alle projecten volgens planning gerealiseerd kunnen worden. Dat vraagt om keuzes en prioritering. 

Dit alles wordt nog versterkt door de oorlogscrisis (Oekraïne) en de dynamiek die dit met zich meebrengt. Productie en leveringen van grondstoffen, half-fabricaten en arbeidskrachten worden daardoor verder beperkt. Verdere prijsopdrijving is dagelijkse realiteit geworden en ligt op de loer.

Het sociaal domein, Werk en inkomen, de jeugdzorg en de Wmo, zullen ook de komende jaren de nodige aandacht vragen. Daarnaast brengen de invoering van de Omgevingswet en de opgaven met betrekking tot duurzaamheid, energietransitie, klimaat en de woningbouw, uitdagingen met zich mee. De financiering van deze opgaven is nog onduidelijk. 

De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenpost. Naar verwachting zijn wij nog steeds een voordeelgemeente met betrekking tot de herijking van het gemeentefonds. Daarnaast vinden intensieve besprekingen plaats tussen het Rijk en de VNG over een stabielere normeringssystematiek waarbij ook nog eens de omvang van het het gemeentefonds, de koek, groter moet. De uitwerking van het Regeerakkoord op de algemene uitkering laat vooralsnog een (incidenteel) positief vooruitzicht zien. Dit wordt ook bevestigd in de maartbrief van het ministerie van BZK. Gezien de eerder geschetste dynamiek moeten bij deze positieve beelden echter wel nog de nodige kanttekeningen geplaatst worden. De komende meicirculaire 2022 zal ons meer duidelijkheid gaan geven in een eerste vertaling daarvan richting onze nieuwe (meerjaren)begroting 2023-2026.