D. Financieel technische uitgangspunten

Investeringen 2023-2026

Terug naar navigatie - Investeringen 2023-2026

Voor de begroting 2023 wordt volgens de nota Activabeleid 2021 een investeringslijst 2023-2026 opgesteld. Een realistische planning van deze investeringen moet leiden tot een evenwichtige spreiding over de planperiode. De kapitaallasten zijn gerekend vanaf 1 januari van het jaar ná oplevering van de investering.

Indexering

Terug naar navigatie - Indexering

Consumentenprijsindex op prijs- en loonstijging - gevoelige uitgaven
Om de (inflatie-gevoelige) budgetten gedeeltelijk mee te laten groeien met de stijging van de inflatie wordt op basis van de prognose van het Centraal Plan Bureau (CPB) in het jaarlijks Centraal Economisch Plan van maart 2022 het inflatiepercentage van de Geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) gebruikt. Dit percentage bedraagt voor het begrotingsjaar 2023 2,2%.

Regionale indexering (vier grote) gemeenschappelijke regelingen
Op 7 december 2021 heeft het college ingestemd met de door de Kring van gemeentesecretarissen voorgestelde financiële kaders voor de op te stellen begrotingen 2023 door gemeenschappelijke regelingen VRR, GGD, DCMR en GRJR. Dit betekent een (totale) inflatiecorrectie van 4,8%.

Voor de MRDH geldt een afwijkend percentage. Regio Haaglanden coördineert de indexering van de inwonersbijdrage aan het programma Economisch Vestigingsklimaat. Deze indexering komt uit op 
0,6% voor loonkosten en 2,3% voor materiële kosten. De bijdrage per inwoner neemt daardoor per saldo toe met 1,8% van € 2,77 tot € 2,82.

Indexering van (belasting)tarieven en heffingen
Belastingen en heffingen worden conform het tarievenbeleid met de inflatie gecorrigeerd dan wel trendmatig verhoogd. Daarnaast wordt bij de opbrengsten rekening gehouden met de woningbouwplanning (areaaluitbreiding) en verminderingen op aanslagen (in verband met bezwaren).
Voor het bepalen van de hoogte en de samenstelling van de tarieven voor (gebonden) heffingen, zoals riool- en afvalstoffenheffing en lijkbezorgingsrechten wordt uitgegaan van kostendekkende tarieven.

Algemene uitkering uit het Gemeentefonds

Terug naar navigatie - Algemene uitkering uit het Gemeentefonds

De algemene uitkering in de begroting 2023 wordt berekend op basis van de meicirculaire 2022. Op advies van de provincie, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wordt in de begroting nog geen rekening gehouden met de mogelijke voordelen van de herijking van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

Renten

Terug naar navigatie - Renten

Marktrente financieringstekort
De marktrente voor het te berekenen financieringstekort wordt gebaseerd op de rente (ontwikkelingen) in maart 2022 van een 20-jarige lening met jaarlijkse aflossing: 1,5% meerjarig voor nieuw af te sluiten leningen.

Rente grondexploitaties
In de Meerjarenprognose grondexploitaties (MPG) van maart 2022 zijn de laatste voorschriften uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) toegepast. Op basis van de berekening in de jaarrekening 2021 wordt in het MPG 2022 1,27% rente toegerekend aan de grondbedrijfcomplexen.

Rente investeringen (omslagrente)
Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) schrijft voor dat rente via de taakvelden wordt toegerekend aan de programma’s. Door gebruik te maken van een renteomslag wordt de manier van verantwoorden van de rente in de begroting geharmoniseerd. De gehanteerde omslagrente mag niet meer dan 0,5% afwijken van de berekende omslagrente. Voor 2023 hanteren we een omslagpercentage van afgerond 1,1%.

Dividend

Terug naar navigatie - Dividend

In deze financieel onzekere tijden wordt de dividendopbrengst in de begroting gehandhaafd op het niveau van de begroting 2022.

Financieel toezichtkader van de provincie

Terug naar navigatie - Financieel toezichtkader van de provincie

De uitgangspunten van de provincie om voor repressief toezicht in aanmerking te komen zijn:

  1. De begroting 2023-2026 moet structureel en reëel in evenwicht zijn of als de begroting niet structureel en reëel in evenwicht is, moet aannemelijk zijn dat dit evenwicht uiterlijk in 2026, het laatste jaar van de meerjarenraming, tot stand wordt gebracht.
  2. De vastgestelde jaarrekening 2021 moet vóór 15 juli 2022 en de begroting 2023 vóór 15 november 2022 aan Gedeputeerde Staten te zijn toegezonden.

Daarnaast geldt ook dat de jaarrekening 2021 structureel en reëel in evenwicht moet zijn. In het geval de jaarrekening niet structureel in evenwicht is, moet het structurele saldo worden betrokken bij de beoordeling van de begroting 2023.

Met het ‘structureel en reëel evenwicht’, in bovenstaande punten, wordt bedoeld dat in de begroting de structurele lasten zijn gedekt door structurele baten. Reëel houdt in dat sprake is van volledige, realistische en haalbare ramingen. Bij mogelijke bezuinigingen, ombuigingen en taakstellingen wordt gesteld dat deze ook voldoende onderbouwd moeten zijn met een reëel bezuinigingsplan. Daarmee wordt bedoeld dat het een aannemelijk plan is met voldoende zekerheid om de maatregelen tijdig en volledig te realiseren.